Harme Bevoort
Dichter van Enkhuizen
home  |  de gedichten  
 
 
     

VOORUITGANG IS ONS DOEL

Ik groet en reik u gul de hand,
U reisgenooten door het leven!
Wier onvermoeid en ijv'rig streven,
Als in de ziele ingeweven,
Zich uitstrekt naar één doel, 't volmaakte en bet're land.
Die nooit, hoe ook het lot zich keere,
Wat lang, wat droevig uur moog' slaan,
En stil staan op de baan der eere,
Of ooit een and're weg er gaan.
Ik groet u, met dat diepe en heilige gevoel,
Vooruitgang is ons doel!

Wie zou met hooger kracht begaafd,
In 't fier gevoel van eigenwaarde,
Dat God aan onze mensheid paarde,
De kennis die hij hier vergaarde,
Verbeus'len, met het oog aan nietigheën verslaafd?
Het licht in zijne ziel gerezen,
In 's levens vroege morgenstond,
Dat merk van hooger, reiner Wezen,
Verbergen in den duist'ren grond?
Neen, nooit late ons, o Heer! uw heilige aandrift koel,
Vooruitgang zij ons doel!

Vooruitgang? ja, met vasten tred!
Geen vleugel aan den voet gebonden,
Herkenningsblik vooruit gezonden,
Of 't zek're spoor er zij gevonden,
Bedachtzaam elken stap op onzen weg gezet!
Vooruitgang is geen vliegend jagen,
Dat tot verblinding henen leidt,
Weetgierig naar den weg te vragen,
En 't oog des gids geeft zekerheid.
Zoo gaan wij voort met moed, wat om ons heen krioel,
Vooruitgang is ons doel!

Met vriendschap dan dat pad betreën,
Met hoop met lust en vast vertrouwen,
Hier willen wij den tempel bouwen,
Om haar voltooiing eens te aanschouwen,
Komt, Broeders, onzen blik naar dat vooruitzicht heen!
't Is lieflijk als wij samenwonen,
't Is zoet wanneer wij hand aan hand,
Ons leden van de kamer toonen,
En burgers van het vaderland.
Ja, waar die kring bestaat, daar is het kalm en zoel:
Vooruitgang is ons doel!

Komt, streven we op de baan der eer,
En de oefenscholen doorgeloopen,
Wat al verlangen, welk een hopen!
Naar wijsheid voor geen goud te koopen ;
Naar al de kennis van uw grootheid, Hemelheer!
Ja, dan gevoelt de mensch zijn waarde,
Dan is hij groot, dan is hij rijk,
Als zijn onsterflijk deel op aarde,
Zich opheft uit het stof en slijk.
Dan is die zinspreuk schoon, dan uit ze een waar gevoel,
Vooruitgang is ons doel!

o, Wie nooit aan zijn roeping denkt,
Wie hier zijn rede blijft miskennen,
Nooit zweeft zijn ziel op ad'laarspennen,
Nooit zal zijn harte er aan gewennen
Wat hooger wijsheid hem als hare kweekling schenkt.
Hij kent het niet, het hoog bedoelen,
Dat God met menschenkind'ren heeft,
Om hier zijn waarde als mensch te voelen,
Maar sterft zoals hij heeft geleefd.
En, was dat leven als verzonken in een poel,
Vooruitgang blijve ons doel!

Beschaving en verlichting gloort,
Hoe voelen we ons het harte treffen,
Wat schoons en heerlijks hier beseffen,
Wat krachtig onzen geest verheffen
Wie in gekuischte taal den Rederijker hoort.
Wat prachtig lied, wat rijke toonen!
De grootsche schepping van 't heelal,
Als ruischte 't voor de troon der troonen,
Van Hem die is en wezen zal!
Als was het Godentaal en Engelengevoel,
Vooruitgang is ons doel!

Wat heil de mensch op aard bereid!
Wat zielengrootheid hem gegeven!
Zie, zie hem naar volmaking streven,
Naar onverganklijk zalig leven
Waar hem de krans des roems; de krans der glorie beidt.
o Dageraad! wij zien van verre
De scheem' ring van uw heerlijk licht,
De luister uwer morgensterre
Ontgloort, verhemelt ons 't gezicht!
Wij zien dat lichtpunt aan, en, wat de wereld woel'
Vooruitgang is ons doel!

Verhef, onzichtb're Levensvorst!
Verhef Gij ons gevoel tot woorden ;
Tot reine zalige harpakkoorden,
Zoo word het goede dat wij hoorden
Een spoorslag op de baan, een prikkel in de borst!
Vooruit, vooruit met vaste schreden
De tempeltrappen opgegaan!
En eenmaal lacht ons 't schoon verleden,
Een zalige erinring aan.
Ja eenmaal klinke ons lied, voor 's Allerhoogsten stoel:
Heb dank, o Heer! Vooruitgang was ons doel!