Harme Bevoort
Dichter van Enkhuizen
home  |  de gedichten  
 
 
     

EEN NIEUWJAARSGROETE

Wel hem, die in het ver verschiet,
       Een hemel ziet,
Die hem de schoonste kleuren biedt,
De pracht der lentemorgen;
Die vast in zijn geloof en hoop,
       Zijn levensloop
Al is de toekomst ook verborgen,
Met moed beschouwt en vrolijk wacht
Wat hem de Heer heeft toegedacht.

Ja, wel hem, die met ambergeur,
       En roozenkleur
Hoe ook een levensmakker treur
Zijn loopbaan ziet bedeelen;
Hem, wie natuur steeds tegenlacht,
       Die stil en zacht,
Zich oog en hart voelt streelen.
En wat hem boeije of wat hem bindt,
Zijn hoogst geluk in zielsrust vindt.

Hoe soms de baan ook hobb'lig zij,
       Wie denkt: Voor mij
Is hooger wezen steeds nabij
Den wank'len voet te schragen,
Hij, die de schepping steunt en leidt,
       Weet wat mij beidt
En 't duren van mijn dagen.
Hij voelt gerustheid, kracht en moed,
Want, God is 't die zijn gang behoedt!

En, wel hem, die zijn vaderland,
       Met hart en hand,
   Met lust en ijver is verpand,
Getrouw blijft en beschermen!
Die elken arme broeder troost,
       En onverpoosd
Zich zijner wil ontfermen.
Geen schooner deugd voor hart en zin,
   Dan broederliefde en menschenmin.

Ja dan, dan is 't vooruitzicht schoon,
       Want hooger loon
Wordt eens een parel aan uw kroon
       O, allen welgezinden!
Eens zal de toekomst u voldaan,
       Op hooger baan
En rijk en zalig vinden!
En hoe miskent, hoe min geacht :
Na strijd wordt eerst het loon gewacht.

Vooruit dus, immer voorwaarts weer!
       Der Heem'len Heer
Ziet op den wil des sterflings neer.
Op 't immer voorwaarts streven,
Van hem die trouw aan deugd en pligt,
       Naar eeuwig licht
En onverganklijk leven,
Met onvermoeiden vasten voet,
Met kracht en ijver henen spoedt!

Dat zoo uw ziel in gloed ontvonk'!
       Dat elke dronk,
Die u de bron der kennis schonk,
Na voller teug doe hopen!
De wijsheid is uw smachten waard,
En met verlichting zaam gepaard,
   Voor schatten niet te koopen.
Hoe arm dan in de maatschappij
Uw hooger afkomst adelt zij.

Ja, 'k zie voor mijn verrukt gezicht
       Een schooner licht!
Mij straalt, wat voor geen duister zwicht
Een held're toekomst tegen.
Welaan! met moed ons aangegord!
       En eenmaal wort
Die toekomst roem en zegen!
Wie ook de morgen somber vond,
Eens wacht een heerlijk avondstond.