overzicht   |   naamindex   |   e-mail  
 

                  Holstvoogd Genealogie

 
Deze pagina's bevatten een genealogische beschrijving van de kleine Zaanse familie Holstvoogd. Er is één familie van die naam in Nederland met als stamvader Frans Holfoogd die in 1774 met Trijntje Dirks Groot uit Zaandijk trouwde.

Gravure uit 1813 van Jacob Ernst Marcus

Frans kwam uit Duitsland. In de 18e eeuw kwamen veel Duitse seizoenarbeiders naar de Zaanstreek om wat bij te verdienen gedurende de oogsttijd. Speciaal in juni kwam een grote groep om het gras te maaien. Dat was veel werk in een korte periode en in de Zaanstreek waren te weinig mensen beschikbaar. Hannekemaaiers werden ze genoemd en op de tekening links van Jacob Ernst Marcus staat er een afgebeeld.

Hij was katholiek en werd geboren in het dorp Essen in het hertogdom Oldenburg. Zijn Duitse naam was Holtvogt (houtvester), maar dat werd hier door kerk en staat verhaspeld tot Holfoogd. Later is bij de invoering van de burgerlijke stand in 1811 de naam vastgelegd als Holstvoogd. Hij en Trijntje woonden in Zaandijk op het Guispad. Voor de katholieken was Zaandijk een makkelijke plek om te wonen want even de Zaan overroeien en men was op het Kalf waar gekerkt kon worden.

De eenvoudigste manier om de familie te bekijken is denk ik via het overzicht hieronder, maar er is ook een naamindex waar de familie op alfabet staat. Niet alle beschikbare familiegegevens staan op deze site want sommige dingen zijn niet zo geschikt voor publicatie op internet. Wie meer details wil weten kan me vragen per e-mail sturen.

Vriendelijke groet
Koen Fijma

Overzicht van de familie

De genealogie bestaat uit een aantal gezinsbladen. Elk blad begint met de naam van het gezinshoofd en bevat gegevens van geboorte, huwelijk en overlijden en soms aanvullende verhalen en afbeeldingen. Hieronder staat een overzicht van vier generaties Holstvoogd in Nederland. Klik op de naam om naar het gezinsblad toe te gaan. Gegevens over de Duitse ouders en grootouders van Frans Holfoogd staan op een apart blad.

I.   Frans  (1759) arbeider   x   Trijntje Dirks Groot
II.   Coenraad  (1790) arbeider   x   Margaretha Belmer
III a.   Lourens  (1828) peldersknecht   x   Anna de Mik
IV a.   Frans  (1870) vrachtrijder   x   Maartje Valk
III b.   Koenraad  (1834) timmerman   x   Maartje Muusse
IV b.   Coenraad  (1860) timmerman   x   Christina Huisman
IV c.   Luwe  (1866) timmerman   x   Elisabeth ter Haak
III c.   Dirk  (1836) smid   x   Cornelia Zeijl
IV d.   Cornelis  (1865) conducteur   x   Geertruida Bakker
IV e.   Koenraad  (1868) kruidenier   x   Helena Arends
IV f.    Jan  (1869) sergeant schrijver   x   Jacoba Bollema
IV g.   Klaas  (1875) timmerman   x   Agatha Kerkhoven

In de familie bestaan Koenraad en Coenraad naast elkaar, ook vandaag nog. Voor deze pagina's heb ik zoveel mogelijk de spelling van de burgerlijke stand gevolgd. Maar die is niet altijd consistent en soms staat het daar met een K terwijl de persoon het zelf met en C schrijft.

Waar ze woonden

In 1947 is er een volkstelling gehouden en met de gegevens uit die telling is een overzicht gemaakt van het aantal personen met een bepaalde familienaam per gemeente. De Holstvoogden in dat overzicht zijn allemaal nakomelingen van bovengenoemde Frans en Trijntje. Het zijn er op dat moment 37. Er was toen nog een verschil van mening in de familie over de juiste schrijfwijze van de naam, Holsvoogd (in Zaandam, Zaandijk en Wormer) of Holstvoogd (rest van Nederland). De verdeling per gemeente was:

Zaandam: 5
Koog a/d Zaan: 6
Zaandijk: 5
Wormerveer: 2
Wormer: 1
Amsterdam: 4
Heemstede: 2
Hilversum: 2
Purmerend: 3
Den Haag: 2
Voorburg: 3
Rotterdam: 1
Rheden: 1

Iets over seizoenarbeiders

Het Drents Museum heeft een aantal jaren geleden een tentoonstelling en boek gewijd aan de trekarbeid met de titel 'Werken over de grens'. Daarin is veel te vinden over de seizoenarbeiders die vanuit Duitsland naar de Zaanstreek trokken. Uit het boek komen de volgende fragmenten:

In zekere zin vormde in de zeventiende en achttiende eeuw het hele kustgebied van Noord-Frankrijk tot Denemarken één samenhangende arbeidsmarkt. Die arbeidsmarkt omvatte zowel de polders en venen op het platteland, als de scheepvaart en het bouwbedrijf in steden als Amsterdam, Hamburg en Antwerpen. Qua grootte was ze slechts vergelijkbaar met de Povlakte en met de omgeving van steden als Parijs, Rome en Madrid, die soortgelijke aantallen seizoenwerkers trokken. Op haar hoogtepunt rond 1770 omvatte ze misschien wel 60 tot 70.000 mensen. We kunnen in dit opzicht spreken van een 'systeem' van trekarbeid, dat de kusten van de Noordzee vast met hun achterland verbond. Aan de kust en rond de grote steden heerste 's zomers een tekort aan arbeidskrachten, dat nog verergerd werd doordat duizenden op zee waren. Seizoenwerkers uit het binnenland vulden dit tekort aan, om met het verdiende geld hun keuterbedrijfjes thuis in stand te houden.

Trekarbeid was een belangrijk middel om aan de armoede te ontsnappen. Vooral in de minst vruchtbare streken, waar ook de huisnijverbeid nauwelijks van de grond kwam, nam het verschijnsel grote vormen aan. In de belangrijkste herkomstgebieden van trekarbeiders - Lingen, Osnabrück en het Münsterland - ging in sommige dorpen jaarlijks wel 5 tot 10 procent van de bevolking op pad.

noodgeld van de stad Freren uit 1922      
Noodgeld van de stad Freren uit 1922      

De weg van Duitsland naar Nederland werd vaak, zeker door de seizoenarbeiders, in grote groepen afgelegd. Jaarlijks via dezelfde wegen en verzamelpunten. Het veer en later de brug over de Ems bij Lingen was een van de belangrijkste overgangen over deze rivier waar veel seizoenarbeiders elkaar ontmoetten. Van daaruit werd de grens gepasseerd om via de Vecht naar Zwolle en Hasselt te reizen en de Zuiderzee, richting Amsterdam of andere steden in Noord-Holland, over te steken.

De trekarbeiders betraden een volstrekt andere wereld dan die ze thuis gewend waren. Een wereld, die hen meestal vijandig behandelde. Dat viel nog wel mee als zij uit het oosten van de Republiek stamden, of uit Bentheim of het westen van Oost-Friesland. Die streken waren immers - door hun gereformeerde geloof - nauw met Nederland verbonden. En ook als ze hun bestemming in het oosten van de Republiek hadden, konden ze met hun eigen dialekt, gebruiken en gewoonten meestal nog wel goed uit de voeten. Maar in Holland en Friesland heerste een andere cultuur die hun over het algemeen vreemd was. Het overgrote deel van de trekarbeiders stamde bovendien uit het bisdom Münster, waartoe in die tijd grote gebieden tussen de Wezer en de Eems werden gerekend. De meesten van hen waren katholiek. Daardoor werden ze in de Republiek niet voor vol aangezien. Slechts in de kop van Noord-Holland liepen ze een goede kans bij geloofsgenoten aan het werk te komen. Elders was er voor hen minder respect. "Da es gewöhnlich ungebildete einfältige Leute sein", berichtte een reiziger bijvoorbeeld in 1839," so hat sich der Begriff bei den holländischen Landleuten festgesetzt, ein Münsterländer, ja ein WestphaIe überhaupt sey ein dummer Mensch, und daher der Spottname 'Moff' gegen jeden, der ein ihnen unverständlichen Deutsch spricht, schmutzig ist und keine gute Sitten hat".