|
|
TER VERJARING VAN HILLEGONDA VAN GEMEREN
Dat 'k gaarne u thans een versje schenk,
Daar twijfelt gij niet aan:
Schoon 'k nooit weet wat een ander denk,
Hier durf ik vast op gaan.
Hoe klein dan mijn verjaarwensch zij,
Als achting haar ontsteekt,
Dan is zij zeker van waardij,
Wanneer het hart slegs spreekt.
Wanneer de taal van 't Rein gevoel,
In ieder woordje ligt,
Dan terft zij zeker 't edel doel,
't Beoef'nen mijner Plicht.
Waartoe dan ijd'le woordenpraal?
Uw Jaarfeest eischt die niet:
Mijn zangster, spreekt slegs hartetaal,
Die z' in haar wensch u biedt.
Hoe driewerf vreugd'vol is dit uur?
Dees eerste van April!
Thans schept de Herlevende Natuur,
Genot voor zin, en wil,
Dat stil genot ontboeit mijn geest,
En stemt mijn hart en zin,
o! Dat dan uw Verjaringsfeest,
Met mijne wensch begin.
Uw leve rolle vrolijk voort,
Langs digt bebloemde Paän,
Verrukkelijk, en ongestoord,
Lach' u de toekomst aan:
Gods Zegen blikke u vrolijk toe,
En kroon uw Moederhart,
Zoo Blijft gij altijd blij te moe,
In tegenspoed en smart:
En schoon uw aardsche huis eens breekt,
Bij 't Wiss'len uwer lot,
Geen nood - Hier wordt gij opgekweekt,
Voor 't vast gebouw bij God. -
Den 3 April 1824
|