|
|
TER GELEIDE VAN EEN KOKOSNOOT
Vrij moog een harde schaal het zagte hart omvatten,
Van deze kokosnoot op vreemden grond geteelt,
Mijn hart weet uwe kunde op regte prijs te schatten,
't Ligt open voor uw oog door dankb're zugt gestreelt.
Reeds is een Jaar voorbij, sints 't onbaatzugtig Pogen,
In zwaare ziekte mij door uwe kunst getoont,
Vrij knaag de tand des tijds, aan 't zichtbaar aards vermogen,
De dankbaarheid houd stand die in den boezem woont.
Gering zijn mijne gift, maar 'k vind bij u verschooning,
Zij wort toch door uw oog als Zeldzaamheid beschouwt,
En in ons eigen hart vint onze deugd beloning,
Zoo zij dees kokosnoot u dankbaar toevertrouwt.
1826
|