Harme Bevoort
Dichter van Enkhuizen
home  |  de gedichten  
 
 
  vogels        
    VERJAARGROET AAN EEN MEISJE

Wat dat er in de wereld woel',
En Braband overhoop
Het volk daar koud en honger voel',
En zonder schoenen loop';
En met twee gaten wijd en vlug,
Een deken dragen om hun rug,
Ja kort en goed, wat scheelt mij dit,
als ik hier bij den kachel zit.

Dat men Congres te Brussel houd,
En mal en disperaat
Kastelen in het luchtruim bouwt,
En vinnig is, en kwaad,
Omdat Chassée vrij onbeleefd
Een vuurwerk afgestoken heeft;
En de halve koopstad branden liet -
Thans denk ik om die zaken niet.

Dat men hier op de Breedestraat,
De vrijje schutters leert,
En dertig trappen klimmen laat,
En men hun exerseert,
En hun den naam, /hoe onbeleefd/
Van zoldervot gegeven heeft;
Ik denk om trap, noch hoog verblijf
Wanneer ik een verjaarvers schrijf.

Dit is het dan waarom ik koom;
Dit is het dan waarom ik zit;
Al ben ik vol van vrees en schroom,
Ik weet toch, men verlangt hier dit.
Ik heb het mij ook voorgesteld,
Daar Januarij ellef telt,
En daarom breng ik weltersnee,
Een rommelzood van wenschen mee.

't Is waar, ik heb het meer gedaan,
En menigmaal op nieuw probeert,
Bevreesd dat het weer slegt zou gaan,
En mij de kunst zou zijn verleert.
Was ik voor ied're wensch beducht,
En zat ik drommels in de vlucht,
Maar toen ik schreef, en toen ik dacht
Toen kwam er meer, dan 'k had verwacht.

Het ga u wel, het ga u goed,
Gezond en vlug nog menig jaar;
Het ga u zoo het wezen moet,
Wil men verheugd zijn met elkaar.
Geen ramp des levens, groot of klein,
Moge immermeer uw noodlot zijn;
Maar reine vreugde en zoet genot,
Gevoele uw hart, omzweeve uw lot.

En wat gij zelf nog wenschen kunt,
Of immermeer verlangen zoud,
Dat worde u rijkelijk gegund,
En aan uw leven toevertrouwt.
En wonen zorgen hier op aard,
Het is de tijd die roosen baart,
Die tijd schenke ons nog menigkeer,
Denzelfden blijden jaardag weer. -

Januarij 1831