Harme Bevoort
Dichter van Enkhuizen
home  |  de gedichten  
 
 
     

   AAN DEN WELEERWAARDE HEER
          HELPER SESBRUGGER,
BIJ ZIJN ED. VERTREK NAAR AMSTERDAM

Behoor ik niet tot uw gemeente,
   Ik volgling van Calvinus leer,
'k Betrad toch menigmaal het luthers kerkgesteente,
   Als tempel van denzelfden Heer.
'k Mogt daar ook wijze lessen garen,
Daar ook hoorde ik het woord verklaren
Dat Jesus Christus stierf, en eeuwig voor ons leeft;
   En dat Hij voor miljoenen zielen,
   Die nedrig voor zijn zetel knielen,
De schuldvergiffenis bij God verworven heeft.

Ja, dan gevoelde ik hooger weelde
Wanneer het kerkgezang mijn ziel inwendig trof.
En de orgeltoon mijn zinnen streelde
   Bij 't rijzen van des Hoogsten lof.
Hoe lieflijk, /dacht ik dan/ hoe lieflijk is uw woning
o Heere Sebaoth! der Schepslen Heer en Koning!
Gij , die het groot heelal doet galmen van uw lof
Versmaadt den aardworm niet, die wriemelt in het stof.

En bij uw bidden opgetogen
Zag ik met hoogen ernst de reine Hemel aan.
Van daar toch zien Gods vaderoogen,
Op 't plekje neder, waar Hij 't biddend kind ziet staan.
En bij dat regt gemoedlijk bidden
Daar is de Heiland in het midden,
   Wat vreugde, als ons Gods licht bestraald!
De mensch is hooger heil beschooren,
Geen enkle bede gaat verlooren,
't Is zegen en geluk dat van de Hemel daalt.

Wat wond're lust, wanneer uw spreken,
   Mijn ziel in zachte gloed ontstak.
En sombre vreeze weggeweken
De hoop met luider stem weer in mijn boezem sprak,
Wanneer mij als het edelst wezen
De reine deugd werd aangeprezen.
Mij Godsdienst en geloof gewezen op mijn pad
En christenliefde aanbevolen
Die in 't gevoelig hart verholen
Reeds achttien eeuwen troost voor 't lijdend menschdom had.

Heb dank voor lessen mij gegeven,
   Voor 't zaad, ook mij in 't hart gestrooid;
Och, mogt ik steeds geheel voor mijn bestemming leven,
   Vergete ik die lessen nooit!
Is Jesus onze Heer, zal Hij zijn volk vergadr'en
Uit alle talen en geslacht,
Wat heil! wij zien dan de ochtend nad'ren
Als slechts één kudde op den trouwe Herder wacht.

Vaart wel, eerwaardg man! ga henen
   Waar pligt en hooger roeping wenkt;
o, Dat ge in Amstels wal , door de eigen zon beschenen,
   Nog dikwerf aan Enkhuizen denk!
Daar toch ontloken ook uw rozen;
Daar mogten tuin en veld u aangenaam verpozen,
Wanneer gij juichen mogt in 's levens grootste schat.
o, Neem van hier verzek'ring mede,
Wij sluiten u in onze bede;
Bid voor Enkhuizen ook, ze is onze vaderstad.

En nu; dat u de Heer geleide!
Dat zijn verheven gunst steeds uwe zinne streel'
o, Wat dan immermeer op aarde van u scheide
   Hij blijve uw rots, uw eeuwig deel!
Hij schenke uw huisgezin en magen
Een reeks gezonde, blijde dagen;
   En, legt gij eens het hoofd ter neer,
Dan moge ook u die taal van onzen Heiland strelen:
"Getrouwe dienstknecht, kom, ik zet u over velen
     Gaat in de vreugde van uw Heer!"

ca 1835