Harme Bevoort
Dichter van Enkhuizen
home  |  de gedichten  
 
 
   

                          tekening van de dichter
            NALEZING

op een Vergadering in het bijzijn
    van Vrouwen en Meisjes

 
Droef en donker zijn de dagen,
   Heerlijk is deze avondstond!
Laat ons van zijn lof gewagen,
   Ga den beker juichend rond!
Ja, het feest is aangebroken,
   Glanze 't Hemelsch zonlicht niet,
Aardsche lichten zijn ontstoken,
   Schoon is 't wat ons oog hier ziet.

Welkom, lieve feestgenoten!
   Hartlijk welkom op de Waag!
Niets, niets wordt door ons genoten
   Of uw bijzijn is ons graag.
Zelfs in rampen die ons grieven,
   Blikken wij u hopend aan,
Mogt steeds, in uw oog, o Lieven!
   Onzen Hemel opengaan .

Ja, waar liefde en schoonheid huizen,
   Lacht geluk en heil ons aan,
Vrouwen, Meisjes van Enkhuizen,
   Blijf ons zoo steeds gadeslaan!
Dan verlengen zich die banden,
   Over land en stad en zee,
En, dan rijzen offeranden,
   U, aan 's werelds verste ree -

Milde stralen, rijke glanzen,
   Hemelschoon vol gloed en kracht;
Purperkleur aan de oostertransen,
   Stargewemel van den nacht,
Pareldruppen aan de halmen,
   Schoonheid van dien morgenstond;
Lied en toon, en dankbre galmen
   Vragen zij, op elken grond.

't Roosje heft zich op haar stengel,
   't Veldviooltje vraagt uw lof,
Heerlijk is het kleurgemengel,
   Van den rijken bloemenhof.
Waar de leliën der dalen,
   Bij den geur die Nardus biedt
Naast het lieve bloempje pralen,
   't Hemelsblaauw, Vergeet mij niet.

Donkre bosschen, waterstroomen,
   't Stille beekje in 't lomrig dal
't Loeijend rundvee aan zijn zoomen
   's Veldlings lied en lofgeschal.
Alles, alles roept ons tegen,
   Roept het op verrukten toon
Milde bron van heil en zegen,
   God, wat is uw Schepping schoon!

Maar, Gij toch, o lieve schoonen!
   Zijt het rijkst geschenk van Hem.
Overal waar menschen wonen,
   Klinkt voor u slechts eëne stem.
Schoon zijt gij in wezenstrekken,
   Schoon zijt gij in vorm en leest.
Schoon, waar wij in u ontdekken,
   Ed'ler schoon en hooger geest.

Liefde zetelt in uw oogen,
   Op uw lippen aan uw hart,
Wij gevoelen uw vermogen,
   In de vreugde en in de smart,
't Zij ge als meisje onze zinnen
   Voor uw schoon verrukt doet staan,
't Zij wij u als vrouw beminnen,
   Of als moeder gadeslaan.

Ja, gij zijt het wat we ons wenschen,
   't Laatste en schoonste werk van God:
Ja, gij zijt het wat we ons wenschen,
   Ons ter hulp in 't wisslend lot.
Blijft uw schoonheid ons bewaren,
   't Schoon der ziel valt nimmer af,
Zielenschoonheid tart de jaren,
   Zielenschoonheid tart het graf!

Dan zal niets den band verscheuren,
   Die ons innig aan u hecht,
Dan zien wij na stoffelijk treuren,
   Eeuwig heil ons weggelegd.
Vrouwenschoonheid, mannenliefde,
   Vrouwenliefde, mannentrouw,
Welk een pijl ons hart ooit griefde,
   Eeuwig staat dat hecht gebouw!

 
ca 1843