|
|
BEMOEDIGING
Komt, Broeders op de levensbaan,
Die uitloopt op het graf!
Komt, hand aan hand dien weg gegaan
De hoop zij onze staf.
Al gaat het alles hier voorbij,
Al breekt den hechtsten band,
Wat nood, als hier ons zoeken zij
Een beter vaderland.
Daar toch, daar duurt de broederschap,
Hij, die op starren treedt,
Hij heeft na de aardsche vreemdlingschap,
Het vaderhuis gereed.
Dat is het wat ons allen wacht,
Na welvolbragten plicht,
Komt, spoeden we ons door mist en nacht,
Ginds is het vreugde en licht.
circa 1846
|
|