|
|
BIJ MIJN PORTRET
Ziedaar mijn beeld, getroffen naar het leven,
En elke trek van mijn gelaat,
Hier door de kunst getrouwlijk weêrgegeven,
Als of het orgineel hier voor uwe ogen staat.
O, wie mij sedert jaren kende,
of in den vreemde aan mijn gezicht ontwende,
Hij zie op nieuw mijn beeldnis aan:
Veroud're mijn gelaat en rimpele mijn wezen,
Nog moog zijn oog in mijne trekken lezen,
Een hart dat voor den vriend met jeugdig vuur blijft slaan.
Zoo ga dit beeld eens aan mijn kind'ren over,
En even als dit beeld mijn onbesmette naam;
Het kroon de kunst met nieuwe eereloven,
En draag zijn roem op vleug'len van de faam.
[ca 1866]
|