|
|
Hendrik Langedijk
WEEZEN - LIED
Wijze: Wy leven vry , wy leven bly , enz.
Wij, Weesjes, spoeden ons naar boord;
't Is ons een zegetogt.
Vaarwel! ontvang het laatste woord,
Dat gij van onze lippen hoort;
Vaarwel, gij, afgezonderd oord
Komt, de oude kust gezocht. bis.
Wij zingen vrij, wij juichen blij
Weêr op Enkhuizens grond.
Hier, bij der Weezen feestgetij,
Verheugt zich de ed'le burgerij
En zingt met ons, verheugd en blij;
Opregt, met hart en mond. bis.
Hoe dierbaar is ons deze dag,
Die blijde welkomstgroet!
Wij buigen ons, met diep ontzag;
Hij, die ons vreugd, na droefheid, gaf;
Hij blijft ons bij, tot over 't graf,
Hij, die 't verlies vergoedt. bis.
Voor u, Regenten! klinke ook 't lied,
Voor zorg aan dit gesticht;
De dank, dien 't ned'rig hart u biedt.
(Meer kan - meer heeft het weesje niet)
Wijl Gij met vreugde nederziet
Op 't werk, door u verrigt. bis.
Een' toeft hier voor ons oog niet meer:
Der armen hartvriendin.
Wel staren we op haar' grafzerk neer.
Haar' liefde en deugd, zij lof en eer!
En haar getrouwe Vriend en Heer
Leidt haar ten Hemel in. bis.
Juicht, Vader! Moeder! juicht thans meê;
Vereent u met uw kroost.
Uw' weesjes slaken hunne beê
Voor eendragtmin voor rust en vreê;
Of, baart soms 't noodlot angst of wee,
Schenk Gij dan 't weesje troost. bis.
Verbroed'ren wij ons met elkaar,
Als mede 't zust'rental:
Te zamen drukt geen last te zwaar,
Komt, smeeken wij d' Alzegenaar:
Behoed ons, zoo wij bij 't gevaar
Ooit wank'len, voor den val! " bis.
Komt, heffen wij den danktoon aan
Voor 't rijke gunstgenot
"Wij danken, Vader! U te zaam
"Wij loven, prijzen Uwen naam,
"Voor 't goede , ons weder aangedaan:
" Weldadig zijt Gij, God! " bis.
|