Harme Bevoort
       (1801 - 1874)
 Dichter van Enkhuizen
 
dichter in bedstee  

 
home
de gedichten
Enkhuizens literaire leven
mengelwerk

   
 
  •           En één van ziel en één van zin
              Door eendracht nauw verbonden,
              Wordt liefde trouw en broedermin
              In onze kring gevonden.
              Zoo treden we, elken rang en stand
              Den feestlijken uren nader,
              Als zonen van één Vaderland
              Als kind'ren van één vader.

             Broeders in de kunst

Op deze pagina's staat poëzie van andere Enkhuizer dichters uit de tijd van Harme Bevoort. Het zijn dichters waarvan nog werk te vinden is in het archief en de bibliotheek.

Michiel Bevoort

de vader van Harme, was winkelier en gelegenheidsdichter en heeft dat doorgegeven aan zijn zoon. Harme schrijft dan ook bij de zeventigste verjaardag van zijn vader:
              Vader! Ja, ook dit genoegen,
              Is een zegen op uw feest,
              Dat uw zoon het veld mag ploegen,
              Waar gij werkzaam zijt geweest.
Op zijn 81e (1855) schrijft Michiel "Bij de dood van een kind", een kort gedicht aan K. de Zeeuw en zijn vrouw. In 1807 schrijft hij het plechtige vers: Op het afscheid van dominee A. de Vries van de hervormde gemeente te Enhuizen. Het is uitgegeven bij de Wed. M. Lub & zoon.

Lambertus Hunnink

was notaris in Enkhuizen en ook nog enige tijd schout en burgermeester van Urk.
In het dagboek dat Jacob van Lennep in 1823 maakte tijdens zijn rondreis door Nederland staat hij vermeld in het hoofdstuk over Enkhuizen: " Kort daarop werden wij verzocht ons beneden in de sociëteit te bevinden, waar wij behalve onzen vriendelijke leidsman, zijnen schoonvader, den Burgemeester Vander Willige (een academievriend van den grave Van Hogendorp) den Heer Notaris Hunnink en andere Leden vonden. "
Hij schreef onder andere:
De buizenzeildag te Enkhuizen, als de visserijvloot in 1815 weer uitvaart na het vertrek van de Fransen. Het is uitgegeven bij Cornelis Lub en was te koop voor 1 stuiver. Gul en Avaar, een kort gedicht over de collecte voor de watersnood van 1825. Twee feestliederen over de bouw van de nieuwe schutsluizen voor de binnenhavens in 1828. En Het Enkhuizer Schutterlied (met muziek van G.H. Meyroos), een vers uit 1830 ter gelegenheid van de mobilisatie van schutterij die deel ging nemen aan de strijd tegen de Belgen. Uitgegeven bij J. over de Linden

Jan de Jongh de jonge

was een Enkhuizer koopman. In de franse tijd diende hij als secretaris op het ministerie van marine. Rond 1810 kwam hij terug in Enkhuizen om stil te gaan leven. Hij schreef vele gedichten en publiceerde een eigen bundel "welke zich door niets bijzonders onderscheidt" volgens A.J. van der Aa in het woordenboek van Nederlandsche dichters.
In 1815 schrijft ook hij een vers over de Buizen-zeildag te Enkhuizen. Als de familie Snouck van Loosen in 1814 een maaltijd verzorgt voor de armen dan worden ze bedankt met het gedicht De verzadigde armen aan ... Snouck van Loosen. Voor zijn zoon Jan de Jongh en diens ega Grietje van der Velden dicht hij in 1817: Aan mijne kinderen op den 25sten verjaardag van hun huwelijk.

Arie Bok

was een betere timmerman dan dichter getuige zijn gedicht: voor de boekhouders en reeders van de haringbuizen. Het werd uitgegeven door J. over de Linden, vermoedelijk in 1815.

Jan Smit

was landman in Grootebroek. Hij nam deel aan een literaire vriendenkring, droeg voor op 't Nut en publiceerde werk in de tijdschriften Boekzaal en Kunst-kronijk. Van hem werden uitgegeven: 'De edele wraak' (Enkhuizen 1854 - Pannebakker), 'De bekeering van een dronkaard' (Hoorn 1854 - Vermande) en 'De vrouw eens dronkaards bij de wieg van hare zuigeling' (Edam 1855 - De Boer). Drie dichterlijke verhalen van flinke omvang.

Willem Langedijk

was boekhouder bij de Bank van Leening. In november 1816 schreef hij een kort gedicht met een hulde aan de vrijgevigheid van de Hervormde Gemeente in Enkhuizen. In 1841 maakt hij een vers van 40 coupletten ter gelegenheid van het uitreiken van de vlag aan de nieuwe haringrederij de Herstelling.

Hendrik Langedijk

de zoon Willem, was zilversmid. Hij schreef in 1850 drie gedichten en een lied die samen zijn uitgegeven met de titel "Aankomst der Weezen" bij J. over de Linden in Enkhuizen. De titels van deze werken zijn:
              Op den dood
              Op het gemaakte legaat groot f 70.000
              Aankomst der weezen
              Het weezenlied
Daar hoort een verhaal bij: Door geldgebrek hadden de regenten van het weeshuis een grote groep Enkhuizer wezen ondergebracht in de kolonie van de Maatschappij voor Weldadigheid in Veenhuizen. In 1849 overleed de zeer vermogende Johanna Margaretha de Vries en zij liet een bedrag van 70.000 gulden na aan het weeshuis waardoor die instelling uit de financiële zorgen was en de kinderen konden terugkeren. De terugkeer werd een heel feest, honderden mensen stonden aan de Wierdijk om de wezen te begroeten. In 1894 werd de gebeurtenis herdacht met een nieuw Weezenlied.

Scipio Oudkerk Pool

werd ook geïnspireerd door de hier boven genoemde gebeurtenis en schreef in 1850 het gedicht: "De terugkomst der wezen te Enkhuizen" dat hij voordroeg op het Nut. Het werd uitgegeven bij A.S. van Westerhoven in Amsterdam.
In 1831 publiceerde het tijdschrift "Nederlandsche Letteroefeningen" een gedicht van zijn hand. Het is een uitboezeming bij de strijd tegen de Belgen. In 1833 probeerde hij vergeefs om het gedicht Hedwig en Malvina in de Muzen Almanak geplaatst te krijgen. In 1834 liet hij twee vaderlandse liederen drukken ter ere van de verjaardag van de koning en de terugkeer van de schutterij. Ter gelegenheid van het 75 jarig bestaan van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen schreef hij in 1873 een cantate. De muziek werd geschreven door G.H. Meijroos en het werd uitgeven door A. Egmond te Enkhuizen.
Andere publicaties van zijn hand:
Het Spookgeraamte en De Stormvogels (Amsterdam, Metzier en Basting, 1855), de opbrengst was ten bate van de slachtoffers van de overstroming. Eleonore van Castilië: dichterlijke tafereelen uit de tijden der Kruistogten (Enkhuizen, Pannebakker, 1841). Het is een vers van 88 bladzijden, net even te lang voor deze website. Maar de bundel wordt ingeleid met met een kort gedicht Aan mijn moeder. Nederland in 1572, 62 pagina's met dichtwerk van eigen hand plus historische aantekeningen van Brandt en Centen (Enkhuizen, J. over de Linden, 1835). Adeka of de Nederlanders op Banda, een treurspel (Amsterdam, gebroeders Diederichs, 1834). Lied der Bataven, met muziek van G.H. Meijroos (Amsterdam, Roumen, 1833).
De mensch gelukkig door het geloof en andere dichtstukken (Enkhuizen, J. over de Linden, 1832), een bundel met tien gedichten, waaronder Aan Elvire. Vaderlandsche zangen, den verdedigers van het vaderland opgedragen (Amsterdam, gebroeders van Arum , 1832). In deze bundel staan acht gedichten waaronder een lied dat 24 augustus 1831 in Enkhuizen werd gezongen ter gelegenheid van de verjaardag van koning Willem I.
De recenties van zijn werk in de landelijke tijdschriften Boekzaal en Vaderlandsche Letteroefeningen zijn gemengd van toon. Het loopt van "met eenig genoegen gelezen" tot "was beter onuitgegeven gebleven".

Gedichten van de Stillewachts

De Stillewachts (nachtwachten) verdienden op nieuwjaarsdag wat extra met de verkoop van een gedicht aan de inwoners van Enkhuizen. Hierbij een aantal van die werken, ze zijn niet ondertekend maar ik vermoed dat die van 1851 en 1855 door Harme Bevoort zijn geschreven.
Nieuwjaar 1823 met verwijzing naar de brand in het Oeconomisch Werkhuis en een bijzondere wens voor vorst Willem I.
Nieuwjaar 1840 met de hoop op meer werk voor het Rijk.
Nieuwjaar 1851 met enkele coupletten over de terugkeer van de wezen in het voorgaande jaar.
Nieuwjaar 1855 met o.a. een terugblik op de landbouwtentoonstelling en iets over de oprichting van het gymnasium.

Het feest van 1872

In mei 1872 herdenkt Enkhuizen de opstand van 1572. Toen rebelleerde de stad tegen het Spaanse gezag en koos openlijk de zijde van de Prins van Oranje. Het wordt een driedaags feest met muziekuitvoeringen, toneel, een allegorische optocht, volksspelen en vuurwerk. De rederijkers lopen mee in de optocht en voeren 's avonds het toneelstuk "Eendracht maakt macht" op in de Doele. Meer Enkhuizer dichters vinden inspiratie in de herdenking en grijpen naar de pen. De Enkhuizer courant publiceert twee pagina's met met hun werk, waaruit de volgende selectie komt: