Jan de Jongh
Aan mijne kinderen
JAN DE JONGH DE JONGE
en
GRIETJE VAN DER VELDEN.
op den 25sten verjaardag van
hun huwelijk
den 29sten van hooimaand 1817
Bij 's leven avondschemeringen,
Als 't oog zoo dikwerf droevig ziet,
Uit ganschverruimde borst te zingen,
Is waarlijk 't lot der meesten niet.
Geen overvloed van goud en schatten,
Waar vaak 't genot behoefte kweekt,
Kan dit kleinood in zich bevatten,
Zoo slechts tevredenheid ontbreekt.
Met schaamte sloeg ik rugwaats de oogen
Op 't afgelegde levenspad,
Dat, ook met heilzaam leed omtogen,
Een zegenvolle strekking had.
Gebrek aan dankbre erkentnisse
Dreef mij den blos op 't aangezigt;
Want daaglijks tuigde mij 't gewisse,
Hoe 'k steeds te kort schoot in dien pligt.
Maar nu ik op 't hoofd van mijne kindren
Het huwlijkszilver blinken zie,
Kan niets den luiden dank verhindren,
Dien 'k vol gevoel de Algoedheid biê.
Helpt mij, aan God dat offer brengen,
Den schuld van vijfentwintig jaar,
Die ge uwen echtstaat zaagt verlengen,
Nog korts gered uit doodsgevaar.
Vier telgen, uit dien echt gesproten,
Zijn 't bloeijend sieraad van uw' disch,
Dat voor drie vroeggeknotte loten,
Weldadige vergoeding is.
Bij weinig weêrspoeds, ruime zegen,
Was 't erfdeel van uw huwlijks lot. -
Wend de oogen om u, allerwegen;
En voelt dan uwen pligt aan God.
Ik, oud, en rijp door ondervinding,
Heb ook het huwlijksheil gesmaakt;
En 't is verstands- en hartverblinding,
Die dat geschenk der Godheid wraakt.
Eenswillendheid bij echtelingen,
Verdrijft, in jeugd en ouderdom,
De tegenheên die ons omringen,
En vindt de levensvreugde alom.
Waar' mij uw moeder niet ontvallen,
Wij hadden het feest gevierd van goud; -
Maar ze is nu rijker dan wij allen,
Daar ze in volmaaktheid God aanschouwt.
Ik kan de brave niet vergeten,
Die voor haar kindren alles was;
Noch, hoe ik aan haar zij' gezeten,
Die aandrift uit hare oogen las.
Moog' ze in haar heilstand kennis dragen
Van 't huisfeest op deez' blijden dag;
Het zal de zaligen behagen,
Dat ik die stond beleven mag.
Dan stemt haar geest, bij hemelsvreugde,
Met mijne vaderwenschen in,
En juicht in 't uur dat ons verheugde
Door ouderliefde en kindermin. -
Dat voorspoed, en gezondheid tevens,
U dankbaar naar de toekomst leid'!
Gesterkt op 't moeilijk pad des levens,
Door huiselijke zaligheid.
Dat uwe kinren deugdzaam blijven!
Nooit tranen kosten van verdriet;
Om strijd de zegen helpen stijven,
Die ge in uw vreedzaam huis geniet!
Om tot dat heerlijk doel te komen,
Is juist het Christendom geschikt,
Dat uit zijn goddelijke stroomen,
De ziel, en 't ligchaam-zelf, verkwikt.
Het predikt matigheid en orde,
Bij elken pligt der maatschappij;
Op dat heel de aard' gelukkig worde,
En het leidspoor naar den Hemel zij.
Gods gunst bewaar de lieven vrede
In 't vrijgeworsteld Vaderland;
Bescherm' den Vorst, op aller bede,
En breng weêr d'ouden bloei tot stand.
Zien slechts mijn afgeleefde dagen,
Van zoo veel heils den uchtendgloor;
Wat zou 'k op de aard' dan meer bejagen?
De Hemel kwam mijn' wenschen voor.
J. de Jongh.
TE ENKHUIZEN
Ter Drukkerij van J. over de Linden
|