|
|
Lambertus Hunnink
TWEE FEESTLIEDEREN
Wijze: Wilhelmus enz.
't Is Feest! aan onze Haven
Bouwt men een Sluis, hoezee!
De plaats is uitgegraven,
De kalk en steen ligt ree;
Dat elk hier juichend nader:
De vreugd zij algemeen,
Nu onze Burgervader
Aan 't werk legt d'eersten Steen.
Enkhuizen wordt ontheven
Van 't kostbaar onderhoud,
Dat Haven, Dijken geven,
Is eens de Sluis volbouwd:
Zij moet verslijking weren
Die ons aanhoudend kwelt,
En de overstrooming keeren
Van 't Dregterlandsche Veld.
Dank zij U, eedle Heeren!
Die uwe kunde en vlijt,
Om meer verval te weren,
Enkhuizen hebt gewijd.
Gods gunst zij uw belooning!
Leent ijvrig staâg de hand,
Met onzen dierbren Koning,
Tot heil van Stad en Land.
Wijze: Wien Neêrlandsch bloed enz.
Schep moed Enkhuizer Burgerij!
Uw Haven, in verval,
Wordt thans hersteld, 't is Feest-getij,
De vreugd heerscht overal.
Haast vinden hier de schepen weêr,
Wanneer het buiten woedt,
Een beter legplaats dan welëer,
Voor schade en ramp behoed.
De nijvre werkman juicht! hij ziet,
Vest zich weêr Scheepsbouw hier,
Meer heil, meer voorspoed in 't verschiet,
Meer leven, meer vertier.
Elk houdt vetrouwlijk 't oog gevest,
Op 't Vaderlijk bestuur
Des Konings, dat voor 't gansch gewest
Veel goeds spelt op den duur!
|