|
|
Lambertus Hunnink
GUL EN AVAAR
Wat heeft het gewaaid en gestormd en gewoed,
Wat worstelden wij met de klimmende vloed,
Wat is er verwoest en bedolven?
Komt, heelen wij wat ons vermogen gedoogt,
Daar 't lijdend gedeelte van 't land op ons oogt,
Komt heelt nu het leed van de golven.
Ja, zegt thans Avaar, - ja, God weet hoe 't mij spijt,
En wat er mijn beurs in 't vervolg wel bij lijdt,
't Vooruitzicht alleen doet mij beven.
'k Ontbloot, bij de schâe die de toekomst mij biedt,
Mijn kas vóór de digting der dijkbreuken niet,
Maar .... 'k zal er een vijfje toe geven.
2-21-1825
avaar = gierig
|