(de dichter is niet vermeld)
Het Weezenlied
1794 -
1894
Wijze: Wien Neêrlands bloed.
Een eeuw geleên, O weezen juicht!
Zag hier het levenslicht,
Een Dame die haar leven lang,
Veel nut steeds heeft gesticht;
Helaas! ruim veertig jaar geleên
Ontsliep zij kalm en zacht,
En heeft toen ook bij Testament
Ons Weeshuis goed bedacht.
Heeren Regenten zonden eerst
Men was dit wel verplicht,
De weezen, schoon hun 't harte brak,
Naar 't Fredriksoord gesticht,
Doch het legaat bracht redding aan,
Ruth Spijker haalde vlug,
De arme weezen daar van daan,
En bracht ze hier terug.
Daar stonden aan het havenhoofd
Nu duizenden geschaard,
Terwijl zo menig blijde blik
Nu naar het zeevlak staard;
Daar kwam het Jachtschip in 't gezicht
En onder blij geschal,
Begroet Enkhuizens burgerij
De wezen aan de wal.
Toen werd op last van het Bestuur
Een Monument gebouwd,
Voor d'eedle Dame waar ons hart
Vol weemoed nog om rouwd;
Men beitelde daarop haar naam
En haar geboorte uur,
De datum van haar dood en ook
De namen van 't Bestuur.
En met het oog van tranen nat,
Doch met het hart vol vuur,
Ruischt nu ons lied vol dankbaarheid
Tot aan het blauw azuur;
Want de naam van Jufvrouw de Vries
Is met stalen stift,
In 't hart van ieder weeskind hier
Voor eeuwig ingegrift.
En zien wij op 't Monument
Dat hier is opgericht,
Dan denken wij aan haar die nu
Daar woont in 't Eeuwig licht;
En nu klinkt uit der weezen mond
In dit gewichtig uur,
Een blijde kreet vol dankbaarheid:
Lang leve ons Bestuur.
W. Over de Linden - Enkhuizen
|