Zenobie van Lennep |
||||
home correspondentie | mengelwerk | publicaties avonturen | ||
Het Testament van 1892
Welke comparante na vroeger haren uitersten wil zakelijk aan den ondergetekenden notaris te hebben kenbaar gemaakt, ten gevolge waarvan hij notaris, het opstel daarvan buiten de tegenwoordigheid van de getuigen, in duidelijke bewoordingen heeft in geschrift gebragt, dien wil alvorens de voorlezing daarvan was geschied, als nu in tegenwoordigheid van de getuigen nader zakelijk aan den ondergetekenden notaris heeft opgegeven, waarna de ondergetekende notaris, in tegenwoordigheid van de getuigen, aan de Testatrice voorlezing heeft gedaan van de bewoordingen waarin haren uitersten wil is in geschrift gebragt als volgt:
1. Mejuffrouw Mathilde Ernestine Marianne Catharina Tijdeman, thans onderwijzeres in Nederlands Indie, dochter van wijlen den Heer Doctor Frederik Willem Lodewijk Tijdeman, de som van twee honderd gulden. 2. Mevrouw Goslings, geboren Mathilde Anna Charlotte Tijdeman, echtgenoot van den Heer J. Goslings, officier van de gezondheid en Chef van den geneeskundigen dienst in Nederlands Indie, aldaar thans verblijf houdende, zijnde mede eene dochter van voornoemden Heer Doctor Tijdeman, de som van twee honderd gulden.
3. Mejuffrouw Clara Margaretha Erdbrink, wonende te Zutphen,
Deze vijf legaten vermaak ik uit dankbare herinnering aan de trouwe vriendschap mij bewezen door den grootvader der twee eerstgenoemden de oude Professor H.W. Tijdeman en den vader der drie laatst genoemden den heer Gerard Rudolf Erdbrink voornoemd. 6. Den Heer Hendrik Jan Herman Groneman, civiel ingenieur wonende te Oosterbeek, een Engelsch plaatwerk Otley over de Italiaanse schilderschool zijnde een groot folio deel. 7. Den Heer Doctor A.A. van Otterloo, predikant te Zutphen, al mijne overige boeken met de vier daarbij behorende boekenkasten benevens de compleete partituur /piano en zang/ der opera die Zauberflöte van Mozart. 8. Mevrouw Anne van Otterloo, geboren Fikkert, ter gedachtenis eene door mij gedecalkeerde koker, bevattende zilver vergulden potloodpen, ouderwetsch zilveren rijgpen, dito kleine stalen rijgpen en parel d'amour pennemes met zilver beslag. 9. Mijn neef C.R. van Lennep, oud Majoor der Genie, Oost Indisch leger, thans referendaris bij het Ministerie van Kolonie te 's Gravenhage, twaalf paar zilveren vorken en lepels. 10. Mijn neef en nicht Doctor E.C.C. van Lennep en zijne zuster Mejuffrouw Maria Elisabeth van Lennep te Deventer, het miniatuur portret mijner moeder op ivoor geschilderd. Bij vooroverlijden van een dezer aan de langstlevende hunner en bij vooroverlijden van beide aan hun jongsten broeder C.R van Lennep voornoemd. 11. Mijne nicht Mevrouw J. Roeters van Lennep, geboren de Vries, dochter van wijlen Meester Jeronimo de Vries te 's Gravenhage, het niet gelukkig geslaagde, op ivoor geschilderde, niet gemonteerde miniatuurportret van mijn vader benevens eene schilderij voorstellende een vrouwenportret met stroohoedje, geschilderd door wijlen mijn Mejuffrouw Jeanette van Jordan op 16 jarige leeftijd en bij vooroverlijden aan hare kinderen. 12. Mevrouw J. Houck, geboren van Lennep, dochter van voornoemden Heer Doctor E.C.C. van Lennep te Deventer, een gouden brâcelet met edelgesteente /een echte topaas/ versierd. Bij vooroverlijden aan hare dochters. 13. Mevrouw Gerard Ribbius, geboren van Lennep, te Deventer, een ditto kleinere brâcelet en een kristallen bonbonnière met goud gemonteerd en bij vooroverlijden aan hare dochters. 14. Mevrouw Egberta Ribbius, geboren van Lennep, echtgenoot van den Heer Meester George Ribbius te Dordrecht, een mahoniehouten kistje of necessaire met koperen beslag. 15. Mevrouw Julia van Lennep, echtgenoot van den Heer Freudenberg, postdirecteur te Purmerend, een flacon met gouden dop en eene zilver vergulden brôche in den vorm van eene roos waarin gevat is een fijn geslepen edelgesteente en bij vooroverlijden aan hare dochters. 16. Mijn neef den Heer Carel Christoph van Jordan te Enkhuizen de pendule. 17. Mijn neef den Heer Gerard Hetzer te Dresden het groote portret van Meester Jacob van Lennep en bij vooroverlijden aan zijne kinderen.
18. Den Heer H.M. Werner, oud ritmeester der huzaren, te Brummen.
19. Mevrouw Sophie Michelhoff, echtgenoot van genoemde Heer Werner te Brummen, een ring met een enkel granaatsteentje. Men melde haar dat deze ring afkomstig is van de moeder van mevrouw Robert, een harer oude bekenden. 20. Eduard Werner, zoon van genoemde Heer Werner, een illuminatiekast met daarbij behorende platen in een zwarten kartonnen doos. 21. Mejuffrouw Marie Werner te Zutphen, een vergulde inktkoker, voorstellende een harp nevens den eigenlijke inktkoker. 22. Mijn neef Jan van Capelle, kapitein der Artillerie, Oost Indisch leger, de som van honderd gulden ter aanschaffing eener gedachtenis. 23. Den Heer Johan L.F. Groneman, landeigenaar in den Wieringerwaard, een groot album met photographien uit Dresden. 24. Den Heer Doctor F.G. Groneman, Directeur der Rijks Hoogere Burgerschool te Groningen, het schilderij voorstellende Auerbach met facsimile. 25. Mejuffrouw Christine Groneman te Zutphen, de zilveren inktkoker en het in een lijst gevatte portret van haar oudsten broeder. 26. Mevrouw Anna Dolk, geboren Groneman, te Zutphen, twee bronzen kandelaars en de busten van Talma en Devrient. 27. Mejuffrouw Clara Margaretha Erdbrink een gouden ring met drie granaatsteentjes in pareltjes gevat, rekbaar dus passende aan elke vinger. 28. Mejuffrouw Anna Cornelia Wijnanda Erdbrink, een fijn stel tafelgoed, gemerkt v.H. (beteekende van Heek) de naam mijner grootmoeder van moederszijde; dit heb ik haar beloofd. 29. Mejuffrouw Diederika Rudolphina Erdbrink, een kleine zilveren sleutelring in den vorm van een slang. 30. De heer Herman Hendricus Erdbrink, Directeur der Geldersche Credietvereniging te Arnhem, de lage fauteuil met zwart bekleed, steeds bij mij door zijn vader gebruikt benevens de wekker die ik hem eens heb beloofd. 31. De heer Gerard Rudolf Faucheij, het groote portret van zijn overleden grootvader Gerard Rudolf Erdbrink. 32. Mevrouw Elisabeth Gardenier, echtgenoot van oud Majoor Kwartiermeester A. Saltet te Haarlem, een groot photografie zijnde een vrouwenportret, omlijst door een morah standaard en bij vooroverlijden, haar kinderen. 33. Mevrouw Sophie Pennink, geboren Goldenberg te Zutphen, een kleine ring met drie gele steentjes. 34. Mejuffrouw Jeanette Buijs te Zutphen, een kristallen presse papier waarin het portret harer zuster, de oude Mevrouw Engelberts, geboren Buijs. 35. Mevrouw de Douairière van Hoëvill, geboren Lanting te 's Gravenhage, een zilveren brôche. 36. Freule Isabella van der Borch te Zutphen, eene geschilderde Fransche porseleinen coupe voor visite kaartjes. 37. Mevrouw de weduwe A. Faucheij, geboren Petronella Diederika Erdbrink te Arnhem, een glaasje voor morgenwijn op zilveren voet en bij vooroverlijden aan haar kinderen. Alle voormelde legaten uit te keeren binnen drie maanden na mijn overlijden, vrij van het recht van successie. Voorts benoem ik tot mijne enige erfgenamen 1. Mevrouw de weduwe Zelie Uranie Laura Roeters van Lennep, geboren Jaccard, dochter van wijlen den heer Jaccard, in leven advocaat en notaris te Sint Croix in Zwitserland en 2. Hare stiefdochter Mejuffrouw Johanna Harmina Roeters van Lennep, dochter van wijlen de Heer Herman Christiaan Roeters van Lennep, beide te Deventer, ieder voor de helft van mijn nalatenschap en bij vooroverlijden hare wettige afstammelingen, bij plaatsvervulling; terwijl wanneer een der beide voor mij zonder nalating van afkomelingen mogt komen te overlijden, ik alsdan de langstlevende harer tot mijne erfgenaam benoem. Eindelijk benoem ik tot uitvoerder mijner uiterste wilsbeschikking, bezorgers mijner begrafenis en mijn boedel tot effenheid te brengen, den Heer Dirk Pieter Erdbrink, oud notaris, thans een der directeuren van de Arnhemsche Hypotheekbank wonende te Arnhem en Mevrouw de weduwe Roeters van Lennep, geboren Jaccard voornoemd, beide met de magt van bezitneming des boedels volgens de wet en ken aan hen daarvoor als belooning toe en wel aan eerstgenoemde drie honderd gulden en aan laatstgenoemde honderd gulden. Daarna is de bovenstaande uiterste wil door den ondergetekenden notaris, in tegenwoordigheid van de getuigen, voorgelezen en na die voorlezing in tegenwoordigheid van de getuigen door hem aan de testatrice afgevraagd of het voorgelezene harer uitersten wil bevat, waarop door den testatrice is tegenwoordigheid van de getuigen toestemmend is geantwoord. Waarvan acte gepasseerd te Zutphen, ten kantore van den ondergetekenden notaris, op datum als in het hoofd dezer gemeld, in tegenwoordigheid van Hendrik Willem Driessen, zaakwaarnemer en Albert Gerhard Volkers, zonder beroep, beide wonende te Zutphen, als getuigen, en met de testatrice aan den notaris bekend. En onmiddellijk na voorlezing hebben de testatrice, de getuigen en de notaris deze acte ondertekend.
|