Zenobie van Lennep
 
 
 
  home         correspondentie avonturen publicaties       mengelwerk  
 
 
   

De bedrogen echtgenoot

In augustus 1811 doet Hendrik Jan van Riel in een brief aan de rechtbank van Almelo, zijn beklag over de gedragingen van zijn echtgenote Berendina en haar aanbidder Gerrit van Lennep. Een verslag uit de eerste hand van een wilde affaire tussen de toekomstige ouders van Zenobie. Gerrit was op dat moment rechter van instructie bij de rechtbank van de eerste aanleg in Almelo en ongehuwd. Dit verhaal is eerder gepubliceerd in de Genealogie van de Familie van Lennep door Henrick S. van Lennep.

Vlucht uit Groningen

Gerrit van Lennep werd na zijn perikelen in Almelo benoemd tot Censor van het Fransche Keizerrijk in Groningen. Dat was een baan waarin je weinig vrienden maakte, want er werd streng gecensureerd onder Napoleon. Kritiek op de keizer of Frankrijk was uit den boze, geldboetes en gevangenisstraf wachtte de onverlaat die dat toch waagde. In 1813 stortte het keizerrijk ineen en de Franse troepen trokken weg uit Nederland. Toen had Gerrit van Lennep een probleem. Lees in een artikel uit Het Nieuws van den Dag hoe inspecteur van Lennep het vege lijf moest redden.

Een reis van Zutphen naar de Wieringerwaard in 1865

Zenobie was huisvriendin van de familie Groneman. Gezinshoofd Johannes C. T. Groneman (1798) was landeigenaar en wetenschapper in Zutphen. Zijn vrouw Florentia A. F. de Bruin (1801) werd op latere leeftijd blind en Zenobie hield haar waarschijnlijk vaak gezelschap. De oudste zoon Johan vestigt zich als landbouwer in de Wieringerwaard en trouwt daar in 1865 met Neetje Schenk. Johannes senior reist met zijn zoon Goswin en zijn dochters Christina en Anna naar Anna Paulona om de bruiloft bij te wonen. De blinde Florentina blijft thuis en Johannes schrijft haar dagelijks over hun belevenissen. Dat doet hij heel gedetailleerd. Als ze terug zijn in Zutphen maakt hij er een lange brief van voor zijn zieke zoon Hendrik Jan in Roermond zodat die ook op de hoogte blijft. Anna Petronella Groneman, de kleindochter van Johan, heeft de brief overgeschreven. Een kopie van dat afschrift wordt bewaard in de bibliotheek van de universiteit van Leiden.