Zenobie van Lennep
 
 
 
  home       correspondentie mengelwerk publicaties         avonturen  
 
 
   

Het testament

Rijk was Zenobie niet, maar ze wilde wel dat haar bescheiden bezittingen goed terecht kwamen. Daartoe heeft ze zeven keer een testament laten opstellen, het laatste is van 1892, negen jaar voor haar dood. De algemene erfgenamen in dat testament zijn de nichten Zelie Roeters van Lennep Jaccard en haar stiefdochter Johanna Hermina. Die twee dames hadden het niet breed omdat hun echtgenoot/vader helemaal niets had nagelaten. Maar de rest van de familie en de vrienden worden ook niet vergeten. Er zijn nog 37 andere legaten.  

De boedelinventaris

Kort nadat Zenobie in het krankzinnigengesticht is opgesloten gaat de familie over tot verkoop van haar bezittingen. Dat begint met een inventarisatie door notaris van Slogteren. Die is daar enkele dagen mee bezig, want het kleine huisje aan de Zuiderhavendijk zit propvol. Een erfenis uit de Haagse tijd van het gezin.  

Brief van Catharina Tulle aan Jacob van Lennep

Betje Tulle (Betje van Lennep na 1855), de buitenechtelijke dochter van Jacob van Lennep en lastige vriendin van Zenobie, heeft model gestaan voor Klaasje Zevenster, de veelbesproken roman van Jacob. In het boek ontsnapt de onschuldige Klaasje uit een Haags bordeel met behulp van Truitje Lammertsz die daar de boel schoonmaakt. Truitje is de dochter van de min van Klaasje, ze is een weduwvrouw die acht kinderen heeft gebaard en er vervallen uitziet.
Trui lijkt veel op Catharina Tulle, de drie jaar oudere zuster van Betje. Die kreeg vier kinderen uit haar huwelijk met Johannes Prinsen. Toen ze weduwe werd moest ze de kost als werkster verdienen en kreeg nog een vijfde kind. Gelukkig vindt ze een zeeman die met haar wil trouwen, maar zoiets kost natuurlijk geld en in de brief uit 1857 vraagt ze Jacob om een kleine bijdrage.  

Brieven uit Bad Godesberg

Mooie Keetje van Haarlem werd ze genoemd, Cornelia Baukje Maria Beyerinck (1822). Ze was gehuwd met Herman Christiaan Roeters van Lennep (1820) en het gezin woonde in Huize de Parkeler te Twello. Zenobie logeerde er regelmatig, het was niet ver van Zutphen. Keetje had problemen met haar gezondheid en ging kuren in Bad Godesberg bij Bonn. Dat heeft haar niet mogen baten, ze overleed er tijdens een verblijf in september 1865. Het Noord-Hollands archief bezit twee brieven die ze aan haar tante schreef tijdens het kuren.