Zenobie van Lennep
 
 
 
  home       correspondentie publicaties avonturen         mengelwerk  
 
 
 

 
Onder het toeziend oog van Professor Hendrik Tydeman maakt Zenobie in begin 1846 haar debuut in het tijdschrift Maria en Martha met de novelle 'Over beproeving door tegenspoed'. Maria en Martha werd uitgegeven door S.E. van Nooten te Schoonhoven. Het verscheen van 1844 tot 1856 en richtte zich op christenvrouwen en moeders. De lezeressen werden gevraagd om bijdragen te leveren. In de jaargang 1847 van dit blad staat haar tweede bijdrage, 'Vertrouwt uwe kinderen aan God!'

Eind 1846 publiceert ze de novelle 'Het Nanut' in 'Het Leeskabinet', een tijdschrift met mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen. Het is een uitvoerige beschrijving van de discussie die gevoerd wordt na een vergadering van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De professor schrijft er een inleiding bij. Enkele maanden later wordt dit stuk gevolgd door 'Een eerste Maandag in Augustus te Enkhuizen'. Zenobie vertelt hierin hoe haar plaatsgenoten jaarlijks met een vloot van scheepjes de kermis in Grootebroek bezoeken. In de jaargangen '47 en '48 staan haar bijdragen 'Een anonyme brief', dat is Agatha Christie avant la lettre, en 'Een broeder en zuster'. Maar de uitgever van het Leeskabinet ziet toch meer brood in de verslagen uit haar woonplaats en stuurt het volgende manuscript terug met een beleefd doch afwijzend briefje:
Mejuffrouw!
Uw stukje, 'De Dienstmaagd' , is een verdienstelijk opstel, maar - komt mij voor, niet voor ons publiek, immers niet voor dat van het Leeskabinet, geschikt te zijn. Het zeilpartijtje op de Oude Gouw is opperbest bevallen. Tafereelen uit het land onzer inwoning, met een talent als dat van Ued. geschetst, zijn mij altijd welkom. Tijd, plaats en onderwerp blijven natuurlijk ter keuze van de auteur.
Met hoogachting Ued. dienaar H. Frijlink.
Amsterdam, 19 dec 1849

De Militaire Spectator van mei 1847, onder redactie van kolonel van Rijneveld, ruimt zeven pagina's in voor haar proeve over 'de volgorde der standen van de maatschappij'. De inleiding van het stuk door de redactie is zeer lovend. Ze wordt vergeleken met juffrouw Toussaint.

In 1848 publiceert ze het verhaal 'Bernadotte' over de Zweedse koning in het tijdschrift De Recensent en 'De handschoenen' in de Drentsche Volksalmanak.

En dan geeft ze de schrijver H.J. Schimmel een veeg uit de pan. Hij heeft het drama Joan Woutersz geschreven dat in Enkhuizen speelt tijdens de 80-jarige oorlog. Historisch deugt er echter niets van vindt Zenobie en ze verdedigt de stad met verve in een lang artikel in het tijdschrift 'De Recensent, ook der Recensenten' van 1848.
Dat trekt de aandacht van Jacob van Lennep aan wie Joan Woutersz is opgedragen. "Wie is Zenobia die Schimmel over zijn Joan Woutersz is aangevallen en Enkhuizens eer gehandhaafd heeft?", vraagt Jacob aan Truitje Toussaint, de bevriende redactrice van de Almanak voor 't Schoone en Goede. Het blijkt een verre nicht van hem te zijn die hij nooit eerder heeft ontmoet. Aangenaam verrast, nodigt hij haar uit om een bijdrage te leveren voor zijn Holland Almanak en in de editie voor 1850 publiceert ze haar opstel over 'Het uitreiken eener vlag bij het vertrek der haringbuizen van Enkhuizen'.

Jacob van Lennep                   Hendrik W. Tydeman

    Jacob van Lennep                                 Hendrik Willem Tydeman

In 1872 draagt ze bij aan de herdenking van Enkhuizen's rebellie tegen het Spaans gezag in 1572 met de historische verhandeling 'De vrijheidsvlag geplant te Enkhuizen in Mei 1572'. 'Belangrijk aandeel, door de stad genomen in de gebeurtenissen van dat jaar, in korte trekken voor het feestvierend nageslacht'. Het wordt ter plaatse uitgegeven door A. Egmond.

De Koninklijke Bibliotheek bezit nog een aantal onuitgegeven manuscripten die getuigen van "de afwijzing der heeren drukkers en uitgevers" die ze tijdens haar leven heeft ondervonden. Aan Jacob van Lennep schreef ze in dat verband dat haar sekse ten opzichte van de letterkunde vrij wat lasten opleverde.

Vertalingen

Na haar gedwongen verblijf in het gesticht gaat Zenobie verder op het literaire pad met vertalingen. Groot voordeel daarvan is dat ze er geld voor krijgt en dat kan ze goed gebruiken. Voor haar novellen bestond de beloning doorgaans uit 25 apart gepagineerde exemplaren van het gedrukte artikel die aan familie en vrienden konden worden gestuurd.

Haar debuut als vertaalster maakt ze met een werk van de Duitse schrijver Berthold Auerbach. Zijn 'Schatzkästlein des Gevattersmanns' wordt in 1859 uitgegeven door S.E van Nooten te Schoonhoven met de titel 'Juweelen'. Jacob van Lennep schrijft er een voorwoord bij op verzoek van Zenobie en tot vreugde van de uitgever. Zijn naam doet het goed in de verkoop.

Andere vertalingen die ze maakt van Auerbach's werk zijn:

Levenstypen (1861, uitgegeven door S.E. van Nooten te Schoonhoven)
Het sneeuwbloempje of de uurwerkmaker van het Schwarzwald. Opgedragen aan H. M. de Koningin der Nederlanden. (1861, Gebroeders Binger te Amsterdam)
Op de Hoogte (1867, L.E. Bosch en Zoon te Utrecht)
De Villa aan den Rijn (1870, P.N. van Kampen te Amsterdam)
Na dertig jaren. Nieuwe dorpsverhalen (1876, W.J. Thieme & Co te Zutphen)
Laura's Reinhart (1877, E. & M. Cohen te Arnhem )
De lummel uit Amerika (D. Bolle te Rotterdam)
Het nest aan de spoorweg (D. Bolle te Rotterdam)

Van de Duitse schrijfster Amely Bölte (1811-1891) vertaalt ze De Welfenbruid (1869, W. J. Thieme & Co te Zutphen). Van Jacques Louis Samuel Vincent zijn Godsdienstige Overdenkingen met inleiding van A.L.C. Coquerel (1867, L.E. Bosch en Zoon te Utrecht). En van Mevr. Long: Het beste deel uit het huisselijke leven (1861, Zutphen, J. A. Willemsen).

Dit zijn uitgaven die ze onder eigen naam gedaan heeft. Waarschijnlijk heeft ze meer vertaald want het bezorgde haar de hoog nodige inkomsten, maar dat deed ze dan anoniem. Uit de brieven aan Auerbach is bekend dat ze ook zijn Volkskalender vertaalde.

 
Advertenties uit de Enkhuizer Courant van 1872 en de Oprechte Haarlemmer van 1861:

          advertenties