Harme Bevoort
|
Veel van de Bevoort gedichten zijn geschreven voor de voordracht en dat gebeurde in zijn tijd vaak in literaire genootschappen. Daar noemt hij er drie van in zijn werk: het leesgezelschap, de literaire vriendenkring en de rederijkerskamer. Die genootschappen speelden een belangrijke rol in zijn leven, hij was twintig jaar lid van een vriendenkring en van de rederijkerskamer was hij een der oprichters. Jammer genoeg hebben die Enkhuizer genootschappen weinig sporen achter gelaten in de archieven en voor het volgende verhaal heb ik her en der wat informatie bij elkaar gesprokkeld. Het leesgezelschap In bijna elke plaats waren in de 19e eeuw leesgezelschappen. Boeken waren duur, daarom kocht men ze gezamenlijk en ze werden om de beurt door de leden gelezen. De leden van het gezelschap kwamen regelmatig bij elkaar om te besluiten welke nieuwe boeken men ging aanschaffen. Die bijeenkomsten werden dan ook wel gebruikt om voordrachten te houden en literaire discussies te voeren. Harme Bevoort is lid van het Enkhuizer leesgezelschap 'Lees weinig maar Leest veel', hij noemt het gezelschap in een gedicht uit 1842. Scipio Oudkerk Pool, ook een enthousiast dichter, is op dat moment de voorzitter. De literaire vriendenkring
Marketenter - Opschik - Zakkeband - Schaatsen - Huisjas - Bomvrij. Maak
een gedicht
waar die woorden in voorkomen. Dat was een opgave
voor de leden van een literaire vriendenkring waar Harme Bevoort lid van was.
In de 19e eeuw werden veel van dit soort genootschappen opgericht, want poëzie
was populair. De leden schreven gedichten, droegen
voor en organiseerden literaire avonden. Als regel was het een mannengezelschap
en waren vrouwen en meisjes alleen welkom op de openbare bijeenkomsten die
gedurende de wintermaanden plaatsvonden. Het gedicht
'Nalezing' uit 1843 verwijst
naar zo'n openbare bijeenkomst in de Enkhuizer Waag.
De rederijkerskamer
"Als straks onze winteravonden aankomen, dan kondigen de verschillende
Noord-Hollandse nieuwsbladen tal van letterkundige uitspanningen aan,
soms in één nummer evenveel als het Handelsblad tijdens de Amsterdamse
kermis en meestal in deze vorm:
De Rederijkerskamer ter X , werkende onder de zinspreuk 'altijd hoger'
of 'streven naar volmaking' of 'in de hoop op beter' heeft de eer aan
het geachte publiek enz - kortom, eene publieke toneelvoorstelling
wordt daarmee aangekondigd ....."
In de 19e eeuw werden overal weer rederijkerskamers opgericht.
Na 1700 waren de oorspronkelijke rederijkerskamers, die hun wortels
in de middeleeuwen hadden, langzamerhand verdwenen. De leden van de
nieuwe kamers legden zich toe op de voordrachtskunst: er werd
poëzie en proza gereciteerd en er werd toneel gespeeld, naar verluid met bulderstem,
rollende r's en molenwiekende armen.
Er was een weekblad voor rederijkers, een rederijkers jaarboek en er
waren speciaal voor rederijkers bewerkte toneelstukken;
als regel zonder vrouwenrollen, want het waren mannenclubs.
WelEdele Heer!
In November A.P. is hier ter stede een Rederijkerskamer opgerigt,
onder de zinspreuk 'Vooruitgang is ons doel!' Volgens bestaande gewoonte
heeft deze kamer zich een patroon of beschermheer gekozen, en uit de groote
rij onzer letterkundigen heeft zij hare keuze op u gevestigd.
Uwe verdienste en bekendheid als dichter dacht de kamer op prijs te moeten
stellen en zij meende dat niet beter te kunnen doen, dan der kamer uwen met
roem bekenden naam te geven. Zij hoopt dat gij u deze keuze zult laten
welgevallen niet alleen, maar ook dat het beschermheerschap, dat u
door dezen wordt aangeboden bereidvaardig door u zal worden aangenomen.
De kamer ziet verlangend naar uw antwoord uit: met een spoedig berigt
mogt het zijn naar den wensch der kamer, zult gij de leden ten zeerste
aan u verplichten.
H. Wanink - President S.J. van den Bergh zal vereerd zijn geweest met dit verzoek, de kamer heeft zijn naam tot 1885 gevoerd. Begin 1866 presenteert de kamer zich in het Rederijkers Weekblad met het volgende bericht:
Rederijkerskamers kenden werkende leden die voordrachten hielden en de begunstigende of kunstlievende leden die een select publiek vormden. In de wintermaanden kwamen de werkende leden wekelijks of twee-wekelijks bij elkaar om de voordracht te oefenen en toneelstukken te repeteren. Voor die vergaderingen ontvingen ze een convocatie en wie niet op kwam dagen kreeg een boete.
Uitvoeringen gaven ze op buitengewone en openbare vergaderingen.
Buitengewone vergaderigen waren alleen toegankelijk voor leden en genodigden.
Naar de openbare vergaderingen kon iedereen die een kaartje kocht;
vanaf 1875 noemt men ze "volksvergaderingen".
Naast rederijkerskamer S.J. van den Bergh, bestonden er in
Enkhuizen nog twee kamers. Er was een jongelingengezelschap
E.A. Borger dat is opgericht rond 1869 en een letterlievend gezelschap
'De Taal is gansch het Volk' dat omstreeks 1870 is opgericht en in 1874
is samengegaan met de kamer S.J. van den Bergh.
Van deze drie kamers is er een overzicht van de
leden
en de vergaderingen.
|